De tussen 1929 en 1932 ontworpen villa Cavrois, is de meest emblematische realisatie van de architect Mallet-Stevens. Het werd in 1990 dan ook beschermd als historisch monument en in 2001 aangekocht door de staat.
In het begin van de twintigste eeuw is het Noorden één van de meest geïndustrialiseerde regio's van Frankrijk. Roubaix en Tourcoing zijn belangrijke centra voor de textielproductie. Roubaix kreeg trouwens de bijnaam "stad met de duizend schoorstenen". De vennootschap Cavrois-Mahieu, die opgericht werd in 1865, vervaardigt luxestoffen voor Parijse woningen. In 1923 stelt het bedrijf, dat vijf fabrieken telt, zo'n 700 mensen tewerk.
Wanneer Paul Cavrois, de eigenaar van deze vennootschap, beslist om een woning te laten bouwen voor zijn gezin, koopt hij een terrein aan in een plaatsje dat Beaumont heet, op enkele kilometers van Roubaix. Sinds 1870 ging de industriële bourgeoisie verder van de fabrieken af wonen, in een gezonder milieu en een beter leefkader. In de gemeente Croix, in de rand rond Roubaix, rijzen imposante burgerwoningen uit de grond, als echte kasteeltjes, die gekenmerkt worden door hun neo-regionalistische stijl. Het moderne silhouet van de villa die ontworpen werd door Robert Mallet-Stevens breekt radicaal met dit landschap.
In 1922-1923 koopt Paul Cavrois een terrein aan in Croix, in de rand rond Roubaix. Hij is van plan er een villa te bouwen voor zijn gezin, dat zeven kinderen telt. In eerste instantie doet Paul Cavrois een beroep op Jacques Gréber (1882-1962), een gewaardeerd architect van de plaatselijke elite, die hem een woning voorstelt in de "neo-regionalistische" stijl, die toen erg in de mode was. Dit eerste ontwerp, dat we kennen aan de hand van zeven tekeningen, wordt niet uitgevoerd. In 1929 vertrouwt Paul Cavrois de bouw van zijn villa toe aan een veel vernieuwender architect, Robert Mallet-Stevens.
De twee mannen hebben elkaar wellicht ontmoet in Parijs op de Exposition des Arts Décoratifs van 1925, waar het paviljoen van de textielproducties van Roubaix en Tourcoing naast de realisaties van Mallet-Stevens gelegen was: het paviljoen van het toerisme en een plein, waarvan de kubistische bomen, getekend door de architect en de broers Martel, een schandaal veroorzaakten.
Paul Cavrois en zijn echtgenote waren geenszins voorbestemd om dergelijke villa te bestellen: het waren geen verzamelaars en ze hadden geen banden met het avant-garde milieu. Ze werden waarschijnlijk verleid door het vooruitzicht van de gezonde, comfortabele en moderne leefomgeving die Mallet-Stevens hen beloofde. Misschien wilden ze ook hun entourage verrassen en verbazen met een onconventionele woning.
Hoe dan ook, geven Paul en Lucie Cavrois, overtuigd door het bezoek aan de rue Mallet-Stevens, die de architect net voltooid had in Parijs, hem de vrije hand voor het ontwerp van hun gezinswoning, op voorwaarde dat hij het voorziene budget zou respecteren. Mallet-Stevens werkt zijn ontwerp uit in 1929, en drie jaar later wordt de villa ingehuldigd, ter gelegenheid van het huwelijk van één van de dochters van het gezin, Geneviève.
.
Aangezien de archieven van Mallet-Stevens verdwenen zijn, is het moeilijk om het ontwerpproces te achterhalen van de villa die het meest uitgewerkte voorbeeld is van zijn architecturaal gedachtegoed.
Mallet-Stevens heeft de villa Cavrois bedacht als een waar modern kasteel.
> Een kasteel is de woning echt wel als we naar de imposante afmetingen kijken (een gevel van 60 m lang, 2800 m² vloeroppervlakte) en naar de verdeling in twee symmetrische vleugels, verwijzend naar de traditie van de aristocratische residenties van de zeventiende eeuw.
> De villa is modern, door de soberheid van de volumes, de afwezigheid van versiering in het decor, de vele dakterrassen, de hypermoderne uitrusting (centrale verwarming, telefonie, elektrisch horloge, lift, ...) en het gebruik van technische materialen uit de industrie (glas, metaal, staal).
Bij het ontwerpen van de villa beperkt Mallet-Stevens zich niet tot het uitzetten van de architecturale volumes: hij tekent ook heel de binnenhuisinrichting, tot het kleinste element van het meubilair. Daarbij voert hij het concept van "totaalwerk" dat hij verdedigt binnen de Union des Artistes Modernes, naar een hoogtepunt. Dit werk als binnenhuisarchitect heeft ook veel te maken met zijn ervaring als decorbouwer voor de film. De interieurs van de villa Cavrois vertonen gelijkenissen met deze die hij enkele jaren eerder ontwierp voor de films van Marcel L'Herbier. Volgens de architect moet de inrichting van een woning, van een leefomgeving, de psychologie weerspiegelen van diegenen die erin vertoeven, in dit geval een burgergezin.
In de praalkamers opteert Mallet-Stevens voor luxueuze materialen die met zorg, verfijning en eenvoud worden aangebracht: marmer en edele houtsoorten getuigen van de welvaart van de industrieel uit Roubaix, maar zonder echter te opzichtig te worden. In de dienstruimtes, zoals de keuken, geeft Mallet-Stevens voorrang aan hygiëne en functionaliteit en maakt de architectuur plaats voor huishoudtoestellen (ingebouwde kasten, bordenlift die de terrassen bedient, …). Deze ruimtes hebben ook grote raampartijen, wat in die tijd vernieuwend was.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de villa bezet door het Duitse leger en omgebouwd tot kazerne. Na de bevrijding laten de Cavrois de indeling van de villa veranderen door de architect Pierre Barbe, die er twee appartementen van maakt voor de zonen van het gezin. Na het overlijden van mevrouw Cavrois, in 1985, wordt het eigendom verkocht aan een vastgoedpromotor die het park wil verkavelen. De verlaten villa valt ten prooi aan vandalisme en raakt snel in verval, ondanks het feit dat ze in 1990 werd beschermd als historisch monument.
Dankzij de mobilisatie van een beschermingsvereniging, verwerft de staat in 2001 een groot deel van het domein. Na dertien jaar studie en voorbereidend werk, wordt ze hersteld in de oorspronkelijke staat van juli 1932.
Na het overlijden van mevrouw Cavrois, in 1986, raakt het door Mallet-Stevens ontworpen meubilair verspreid en wordt de villa verkocht. De woning, die aangekocht wordt door een vastgoedpromotor, is klaar om gesloopt te worden en het park wordt verkaveld. De bescherming als historisch monument, in 1990, volstaat niet om de villa te redden: de eigenaar laat haar moedwillig verloederen, mede door toedoen van krakers en plunderaars
In 2001 koopt de staat de villa en het centrale deel van het park. Er worden onmiddellijk grote werken opgestart door het Regionale Bestuur van culturele zaken (DRAC) van Nord-Pas-de-Calais om de gevel en de dakdichting te restaureren. Tussen januari 2012 en april 2013 zet het CMN de restauratie van het park voort, en van juli 2012 tot mei 2015 wordt het interieur van de villa aangepakt. Al deze werken die worden uitgevoerd onder de leiding van Michel Goutal, hoofdarchitect van de historische monumenten, worden geraamd op 23 M€.
Het duurde dertien jaar om de villa en het park te restaureren in de staat van 1932. Deze uitzonderlijke bouwplaats vereiste doorgedreven historische en archeologische onderzoeken en er werd hiervoor een beroep gedaan op de knowhow van zeer gekwalificeerde ambachtlieden, om het ontwerp van Mallet-Stevens zo getrouw mogelijk te reconstrueren.